Dwangmedicatie

Dwangmedicatie

KC23-014 20 april 2023

Uitspraak onafhankelijke klachtencommissie Wvggz Gelderland Midden en Zuid

 

Inzake : [klager]
Instelling : Pro Persona
Klachtnummer : KC23-014
Datum ontvangst klacht : 11 april 2023
Schorsingsverzoek : n.v.t.
Datum hoorzitting : 18 april 2023
Datum beschikking : 20 april 2023

 

 

Aanwezig bij de hoorzitting

[XX] (klager)

 

[XX] (verweerder)

 

[XX] (voorzitter)

[XX] (psychiater)

[XX] (verpleegkundige)

 

[XX] (ambtelijk secretaris Wvggz klachtencommissie)

 

 

Beschrijving van de klacht

Klager is het niet eens met toediening van depotmedicatie in het kader van verplichte zorg. Ook heeft klager een klacht ingediend over het niet uitreiken van de aanzeggingsbrief verplichte zorg.

 

Bevoegdheid klachtencommissie

Klager heeft een klacht ingediend over een situatie als bedoeld in artikel 10:3 Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (hierna: ‘Wet verplichte ggz’). De klachtencommissie is op grond van artikel 10:1 lid 2 van de Wet verplichte ggz bevoegd om uitspraak over deze klacht te doen.

 

Procesverloop

De klachtencommissie heeft op 11 april 2023 een klachtenformulier ontvangen inzake verplichte zorg. Dezelfde dag heeft de klachtencommissie zijn partijen geïnformeerd over de behandeling van de klacht en uitgenodigd voor een hoorzitting.

 

De klachtencommissie heeft op 13 april 2023 het verweer ontvangen en diezelfde dag doorgestuurd naar partijen. Op 17 april 2023 heeft verweerder het verweerschrift nagezonden. De digitale hoorzitting heeft plaatsgevonden op 18 april 2023. Partijen hebben tijdens de zitting hun standpunt toegelicht. Aan het einde van de hoorzitting heeft de voorzitter medegedeeld dat de uitspraak uiterlijk op 25 april 2023 per mail aan partijen zal worden gezonden.       

 

De klachtencommissie heeft inzage gehad in de volgende stukken:

-           Ingediende klacht;

-           Verweerschrift;

-           Mededeling voorbereiding zorgmachtiging d.d. 24-02-2022 en 23-08-2022;

-           Beschikking zorgmachtiging d.d. 21-04-2022 en 07-10-2022;

-           Bevindingen GD d.d. 29-03-2022 en 07-09-2022;

-           Medische verklaring d.d. 24-03-2022 en 05-09-2022;

-           Beslissing verlenen verplichte zorg d.d. 29-07-2022;

-           Informatiebrief dossier d.d. 17-05-2022 en 01-11-2022;;

-           Zorgplan d.d. 15-02-2022 en 26-08-2022;

-           Decursus 01-07-2021 t/m 29-03-2023.

 

 

Feiten

Klager is een [leeftijd] man die sinds 2014 bekend is met een schizofrene stoornis met een uitgebreid waansysteem en meerdere vormen van hallucinaties waarvoor ook meerdere gedwongen opnames nodig zijn geweest.

 

Klager ontvangt verplichte zorg op grond van een zorgmachtiging met een ingangsdatum van 07 oktober 2022 en met een expiratiedatum van 07 juli 2023. Toediening van medicatie vormt onderdeel van de toegestane verplichte zorg.

 

 

Verslag van de hoorzitting

 

Standpunt van klager

Klager licht ter zitting toe dat hij als gevolg van de toegediende depots ernstige aderverkalking heeft in zijn armen en tevens een carpaal tunnelsyndroom. Klager is hiervoor twee keer bij de huisarts geweest. De huisarts ondersteunde het idee van klager dat deze klachten veroorzaakt kunnen worden door de depotmedicatie, aldus klager. In bed heeft klager last van een slapende arm en heeft zijn andere arm nodig om de slapende arm op te tillen. Carpaal tunnelsyndroom komt volgens klager vooral voor bij zwangere vrouwen en mensen tussen 40 en 60 jaar. Hij valt niet onder die doelgroepen. Voor aanvang van de depotmedicatie was klager niet bekend met deze klachten.

Klager wil geen depot maar staat open voor inname van orale medicatie vanwege de stemmen in zijn hoofd.

 

PVP vult aan dat er door verweerder geen 8.9-formulier is uitgereikt aan klager. Uit het dossier is op te maken dat dit formulier wel is aangemaakt naar niet is uitgereikt. Op basis daarvan heeft klager na de inwerkingtreding van de huidige zorgmachtiging, op 07 oktober 2022, ten onrechte depotmedicatie toegediend gekregen. Vanwege de lichamelijke en emotionele schade die klager als gevolg hiervan heeft ervaren, eist klager een schadevergoeding aldus de PVP.  

 

 

Standpunt van verweerder

Verweerder vertelt dat de huisarts van klager niet heeft vastgesteld dat de adervernauwing is ontstaan als gevolg van de bijwerkingen van de depotmedicatie. Ter discussie staat niet de vraag of er sprake is van een carpaal tunnelsyndroom maar het causale verband met depotmedicatie. Dit is uiterst onwaarschijnlijk aldus verweerder. Mocht er al een relatie zijn dan heeft deze geen betrekking op de injectie maar op het middel dat geïnjecteerd wordt. Dat zou eventueel aangepast kunnen worden. Verweerder geeft aan dat het gesprek hierover met klager moeizaam verloopt en snel in een welles-nietes situatie beland. Verweerder heeft aangeboden om een onafhankelijk expert een beoordeling hierover te laten geven. Dit heeft klager niet geaccepteerd aldus verweerder.  

 

Tijdens de vragenronde geeft klager aan dat hij tot op heden alleen in zijn armen is geprikt en ook niet akkoord gaat met injecties op andere delen van zijn lichaam. Klager benadrukt dat hij alleen orale medicatie accepteert. Als reactie op het betoog van verweerder vult klager aan dat de huisarts niet 1-op1 heeft bevestigd dat de depotmedicatie de oorzaak van zijn klachten was, maar dat hij het niet heeft uitgesloten. De huisarts wilde klager doorverwijzen naar het ziekenhuis voor verder onderzoek maar klager heeft daar niet mee ingestemd omdat het probleem niet meer te verhelpen is en verder onderzoek ook zou betekenen dat klager opnieuw geprikt zou worden.

 

Tijdens de hoorzitting komt aan de orde dat klager in het verleden ECT behandeling heeft gehad met redelijk goede resultaten. Klager had aangegeven hier opnieuw voor open te staan. Een aanvraag voor een ECT behandeling is daarom in gang gezet bij [naam ziekenhuis] maar niet tot stand gekomen omdat klager meerdere malen niet is komen opdagen op afspraken. Dit was niet geheel verwijtbaar aan klager vult verweerder aan.

Klager heeft ook deelgenomen aan een CGT programma (cognitieve gedragstherapie) vertelt verweerder. Doel hiervan is het verminderen van de last die de stemmen veroorzaken en ruimte te creëren voor andere dingen. Dit was voor de behandeling door Fact en resultaten hiervan zijn niet bekend bij verweerder.

 

Klager geeft aan dat hij niet weet waarom hij depot krijgt toegediend. Hij heeft stemmen in zijn hoofd maar er is geen sprake van psychotisch gedrag aldus klager. Hij is rustig en netjes en veroorzaakt geen overlast. Van de 10 jaar dat hij in behandeling is heeft hij ongeveer 4 jaar zelfstandig gewoond verklaart hij. De overige 6 jaar heeft klager in een klinische setting doorgebracht. Klager is van mening dat zijn goede gedrag niet beloond wordt. Tijdens een eerdere opname is klager drie weken gesepareerd. Hij is bang dat hem dit nogmaals zal overkomen en heeft daarom lang het depot onder druk toch geaccepteerd.

De commissie benoemt dat orale medicatie met een 2-wekelijkse bloedtest misschien een alternatief zou kunnen zijn. Klager antwoordt dat hij absoluut geen bloed wil laten prikken. 

 

Het huidige depot Paliperidon is gestart tijdens de laatste opname van klager 2021 vertelt verweerder. Fact heeft daar geen wijzigingen in aangebracht. Het depot wordt eens per 3 maanden gegeven. Verweerder vertelt dat er sprake is van een langdurend patroon van ontrouw bij inname van orale medicatie. Dit geeft weinig basis om orale medicatie opnieuw te proberen aldus verweerder.  

 

Aan de orde komt het feit of er sprake was van drang of dwang. Verweerder verklaart dat klager tot medio 2022 wel depot geaccepteerd heeft maar onder protest. Er was sprake van drang aldus verweerder. Toen klager duidelijk aangaf dit niet meer te willen had een 8.9-brief uitgereikt moeten worden. Dit is niet gebeurd aldus verweerder. De brief is wel aangemaakt maar niet aan klager overhandigd. Verweerder beaamt dat er sprake is van een grijs gebied. Klager had steeds meer moeite met het depot maar accepteerde de injectie uiteindelijk wel als die gezet moest worden. Toen duidelijk was dat klager last had van een carpaal tunnelsyndroom werd de weerstand tegen het depot zo duidelijk dat besloten is tot verplichte zorg. De discussie over drang en dwang vormt een aandachtspunt bij Pro Persona maar ook landelijk aldus verweerder.  

 

PVP benadrukt dat er sprake is van verzet op het moment dat klager aangeeft iets niet te willen. Dit hoeft niet nadrukkelijk benoemd te worden als verzet. Er is dan direct sprake van verplichte zorg en een aanzeggingsbrief moet uitgereikt worden aldus PVP.

 

Verweerder erkent dat dit fout is gegaan. De procedures zijn nu beter verklaart hij waardoor dit niet meer zo snel zal voorkomen. Tenslotte geeft verweerder aan dat de administratieve fout losstaat van de overwegingen voor het depot.

 

Ten aanzien van het verzoek om schadevergoeding geeft klager aan dat hij de hoogte daarvan overlaat aan het oordeel van de klachtencommissie.  

 

 

BEVINDINGEN VAN DE COMMISSIE

 

Ontvankelijkheid klacht en bevoegdheid commissie

Op grond van artikel 10.3 van de Wvggz kan een klacht worden ingediend bij de klachtencommissie over de nakoming van een verplichting of een beslissing op grond van de in dat artikel opgenomen bepalingen. Aangezien de klachten zijn gericht tegen de uitvoering van de verplichte zorg zoals bedoeld in artikel 8.9 Wvggz is de klacht ontvankelijk.

 

Gronden en overwegingen

Gelet op de ingebrachte stukken, de inhoud van de dossierstukken en het verhandelde ter zitting komt de klachtcommissie tot de volgende overwegingen.

Artikel 8:9 Wvggz bepaalt dat de zorgverantwoordelijke ter uitvoering van de (voortgezette) crisismaatregel en ter uitvoering van de zorgmachtiging een beslissing tot het verlenen van verplichte zorg niet neemt, dan nadat hij:

  1. zich op de hoogte heeft gesteld van de actuele gezondheidstoestand van betrokkene,
  2. met betrokkene over de voorgenomen beslissing overleg heeft gevoerd, en
  3. voor zover hij geen psychiater is, hierover overeenstemming heeft bereikt met de geneesheer-directeur.

 

Allereerst en meer in het algemeen overweegt de commissie dat verplichte zorg bij psychiatrische patiënten een ernstige inbreuk is op hun persoonlijke levenssfeer en/of lichamelijke integriteit. Deze inbreuk dient dan ook met de nodige waarborgen omkleed te zijn. Daarom worden er zowel op juridisch als op medisch gebied eisen gesteld aan het mogen toepassen van verplichte zorg. Op juridisch gebied moet verplichte zorg voldoen aan de gronden van de Wvggz en aan vormvoorschriften als vastlegging van het zorgplan en het uitreiken van een voldoende gemotiveerde schriftelijke kennisgeving van de verplichte zorg.

 

Klager is een [leeftijd] man bekend met een schizofreniestoornis, psychotische klachten en middelengebruik zoals overmatig alcoholgebruik en cannabis. Klager woont in een containerwoning en wordt ambulant begeleid. Klager klaagt over de verplichte depotmedicatie. Er is adervernauwing en een carpaal tunnelsyndroom in zijn armen geconstateerd. Klager ziet de depotmedicatie als oorzaak van deze problemen.

Verder klaagt klager over het ontbreken van een 8:9 kennisgeving verplichte zorg. Klager eist een schadevergoeding. Klager geeft aan dat hij van de laatste 10 jaar 6 jaar is opgenomen en 4 jaar zelfstandig woont met ambulante begeleiding.

 

Verweerder geeft aan dat de verplichte zorg bij klager van belang is om het ernstig nadeel te behandelen. Klager verzorgt zichzelf niet goed, verwaarlozing en maatschappelijke teloorgang zijn daarom een groot risico en klager kan dreigend zijn naar familie en hulpverlening. Er is vaak gepoogd om via orale medicatie het ernstig nadeel te bestrijden en ook met een CGT-programma en ECT in [naam] ziekenhuis. Dit alles gaf onvoldoende resultaat en daarom is verplichte zorg met depotmedicatie ingezet. Administratief is de verplichte zorg niet juist verlopen waardoor er geen kennisgeving verplichte zorg is uitgereikt aan klager.

 

De commissie kan de inhoudelijke overwegingen omtrent de behandeling als passend kwalificeren. Uit het dossier blijkt dat klager lijdt aan schizofrenie, agressief kan zijn naar zijn omgeving en zichzelf niet goed verzorgt. Verweerder heeft gepoogd om in gesprek met klager de behandeling vorm te geven. Omdat klager ontrouw was met de orale medicatie is besloten over te gaan tot het toedienen van depotmedicatie. Klager heeft dit depot tot medio 2022 geaccepteerd omdat hij bang was anders opgenomen te worden in de kliniek. Medio 2022 gaf klager aan het 3-maandelijks depot niet meer te accepteren. Daarmee is sprake van onvrijwillige zorg.

 

De zorgmachtiging van klager loopt vanaf 7 oktober 2022 tot en met 7 juli 2023. Er is een kennisgeving verplichte zorg (8:9 Wvggz) uitgereikt aan klager op 29 juli 2022, echter deze kennisgeving was geldend onder de eerdere zorgmachtiging lopende vanaf 21 april 2022 tot en met 21 oktober 2022. Er is geen kennisgeving verplichte zorg uitgereikt onder de huidige zorgmachtiging. Er is daarmee niet voldaan aan de verplichtingen die de wet stelt aan verplichte zorg.

 

Op basis van bovengenoemde formele gronden acht de klachtencommissie de klacht omtrent verplichte medicatie met depot, als gevolg van het niet uitreiken van een kennisgeving verplichte zorg conform artikel 8:9 Wvggz, gegrond.

 

Schadevergoeding

Nu de klacht gegrond verklaard is beoordeelt de klachtencommissie de gevraagde schadevergoeding. Klager geeft aan emotionele schade te hebben geleden als gevolg van de depotmedicatie, evenals fysieke schade aan zijn armen. Een causaal verband tussen een depot en de lichamelijke klachten van klager is niet aantoonbaar. De commissie acht een schadevergoeding van 50 euro per gegeven depot voor de emotionele schade redelijk en billijk.

Er is drie maal een onvrijwillige depot aan klager gegeven. De klachtencommissie kent derhalve een schadevergoeding toe van 150 euro.

 

Aanbeveling

De klachtencommissie adviseert een duidelijk protocol inzake de administratieve procedures rondom verplichte zorg in te richten of te optimaliseren, op een zodanige manier dat de nakoming hiervan gediend is.

 

Aanwijzing

De klachtencommissie geeft de zorgverantwoordelijke de aanwijzing om per direct de formele kennisgeving verplichte zorg 8:9 Wvggz uit te reiken aan klager. De verplichte zorg wordt op dit moment toegepast en het past om dit formele gebrek te herstellen.

 

 

Uitspraak

De klachtencommissie verklaart de klacht met betrekking tot het depot zonder kennisgeving van verplichte zorg gegrond.

 

 

Beroep

Klager, vertegenwoordiger of de zorgaanbieder kan door middel van een schriftelijk en gemotiveerd verzoekschrift bij de Rechtbank Gelderland beroep instellen tegen onderhavige uitspraak van de klachtencommissie. De termijn voor het indienen van een verzoekschrift bedraagt zes weken na de dag waarop de beslissing van de klachtencommissie aan de betrokkene is meegedeeld.

 

 

Aldus besloten,

namens de Wvggz klachtencommissie,

i/o

 

[voorzitter]

Voorzitter Wvggz klachtencommissie

Datum: 20 april 2023

Aantal bladzijden: 6